Doorbreken geweldspatroon vraagt gespecialiseerde hulp

Onderzoek naar effectiviteit van de aanpak huiselijk geweld in de G4.

Tierolf, B., Lünnemann, K., & Steketee, M. (2014). Doorbreken geweldspatroon vraagt gespecialiseerde hulp. Onderzoek naar effectiviteit van de aanpak huiselijk geweld in de G4. Utrecht: Verwey-Jonker instituut.

In het oog springende conclusie

In opdracht van de vier grote steden heeft het Verwey Jonker Instituut in de periode 2009-2013 211 ouders en 396 kinderen elk gedurende anderhalf jaar gevolgd, vanaf het moment dat ze aangemeld waren bij een Steunpunt Huiselijk Geweld of een hulpverleningsinstelling. Er is gekeken naar gezinnen waarbinnen veelvuldig ernstig psychisch en fysiek geweld heeft plaatsgevonden in de partnerrelatie.

De meest opvallende conclusie uit het rapport is dat ook bij deze ernstige gevallen, die gemeld zijn bij SHG of hulpverlening het niet vanzelfsprekend is dat er ook daadwerkelijk hulp of ondersteuning op gang komt. 8 procent van de gezinnen en 18 procent van de ouders geeft aan dat zij geen hulpaanbod hebben ontvangen.

Hulp voor moeders en kinderen

Over het algemeen krijgen de moeders hulp. De meeste moeders zijn tevreden over de geboden zorg, maar een stuk minder over Bureau Jeugdzorg. Wat enorm opvalt is dat ook wanneer er sprake is van hulp- en zorgverlening, het geweld niet stopt binnen de anderhalf jaar dat de onderzoekers de gezinnen hebben gevolgd.

Kinderen in deze gezinnen krijgen in 59 procent van de gevallen geen enkele vorm van hulp aangeboden. Het lijkt of er nog steeds gedacht wordt dat partnergeweld hen niet raakt. Ook wanneer Bureau Jeugdzorg betrokken is, geldt dat kinderen lang niet altijd specifiek hulp geboden wordt.

De hulp werkt wel, maar onvoldoende: de helft van de respondenten zegt dat de partner na anderhalf jaar nog steeds fysiek gewelddadig is. Er is in het eerste jaar een sterke afname van het aantal geweldsdelicten, maar daarna nog maar een geringe afname.

Tegelijk wordt uit het onderzoek wel duidelijk dat bij een derde meting opvoedstress verminderd is bij de ouders en dat kinderen veel minder traumasymptomen vertonen. Traumasymptomen houden vrij direct verband met de vermindering van geweldsincidenten: als het geweld minder wordt, vermindert ook het trauma.

Hulp en afname partnergeweld

Er is in het onderzoek gekeken naar de verschillen tussen de groep die na melding geen hulp aangeboden heeft gekregen (8 procent) en de groep die wel hulp kreeg. Als het gaat over de afname van partnergeweld en toename van welbevinden is tussen beide groepen eigenlijk geen verschil. Bij tweedelijnshulp is wel een verschil te zien: zij die tweedelijnshulp kregen, hadden minder psychotrauma’s na anderhalf jaar. De onderzoekers geven aan dat dit niet betekent dat hulp geen zin heeft: door melding en hulp wordt het patroon van geheimhouding doorbroken en komt er ruimte om iets aan het probleem te doen. Daarnaast is er een onderscheid tussen de groep zonder en met hulp: de groep die geen hulp aangeboden kreeg had te maken met minder ernstig en langdurig partnergeweld.

De onderzoekers concluderen dat een langdurig geweldspatroon alleen doorbroken kan worden met gespecialiseerde professionals. Professionals die weten hoe macht en controle ook na het verbreken van een relatie werken.
De onderzoekers komen ook tot de conclusie dat er nog geen integraal en systemisch hulpaanbod is. Er wordt nog steeds met name hulp aan de moeder aangeboden. Daarmee krijgt zij veel te veel alleen de verantwoordelijkheid om de veiligheid van haarzelf en de kinderen te waarborgen.

Samenvatting aanbevelingen

A. Algemeen

1. Aandacht voor veiligheid in het gezin moet voorop staan:

  • Veiligheidsplan niet alleen bij melding.
  • Professionals moeten vaardigheden en instrumenten hebben om veiligheid in kaart te brengen en uit te vragen.

B. Melding en signalering

2. Laagdrempelige voorzieningen voor advies bij vermoedens van mishandeling: rol van het AMHK:

  • Publiekscampagnes van Rijk en gemeente om AMHK bekend te maken.
  • AMHK zou ook proces- en casusregie moeten oppakken en zou verbinding moeten legen met de lokale hulpverlening.

C. Triage en hulpverlening

3. Triage: hoge kwaliteit aan de poort met diepgaande kennis over achtergronden en gevolgen van partnergeweld:

  • Inzet van AMHK bij onderscheid maken tussen complex en minder complex , maar ook analy-se van verschillende leefgebieden.
    “Het doel is te voorkomen dat te lichten vormen van hulp worden ingezet voor deze zware problematiek.”

D. Hulpverlening

4. Duidelijkheid in regie, en één zorgcoördinator, één gezin, één plan.
5. Hulp afstemmen op behoefte en probleemdefiniëring van het gezin.
6. Professionals moeten het sociale netwerk erbij betrekken en ondersteunen.
7. Kind centraal: hulpverlening gericht op kinderen.
8. Planmatig en gelaagd hulpverleningsaanbod.
Hulpverlening gericht op:

  • bescherming
  • risicofactoren
  • praktische hulp
  • behandeling problematiek alle gezinsleden
  • opvoedingssituatie

E. Gemeentelijke en landelijke ontwikkelingen

9. Aansluiting bij sociale wijkteams:

  • Voldoende deskundigheid ‘bij de voordeur’ om handelingsverlegenheid te voorkomen.
  • Combinatieprofielen waarin professionals hun eigen competenties en kennis hebben.
  • Functie SWT’s bij nazorg.

F. Juridische context

10. Omgang met botsende rechtssystemen:

  • Verkokering tegengaan op gemeentelijk niveau, bijvoorbeeld in Veiligheidshuis.