Ondergrens strafbaar seksueel handelen moet duidelijker

De nieuwe ondergrens voor strafbaar seksueel handelen zoals voorgesteld in het wetsvoorstel seksuele misdrijven, moet veel duidelijker. Dat stelt de Raad voor de rechtspraak in een onlangs gepubliceerd wetgevingsadvies.

Minister Grapperhaus (JenV) wil met het wetsvoorstel de strafwetgeving rondom seksuele en seksueel getinte misdrijven moderniseren.

De Raad voor de rechtspraak onderschrijft het belang van een update, maar de rechter (en samenleving) vindt dat het huidige wetsontwerp nog te weinig houvast biedt over wat nu precies de ondergrens is van strafbaar handelen bij seksuele misdrijven.

In de toelichting bij de wet zouden volgens de Raad duidelijke criteria geformuleerd moeten worden. “Bij de strafbaarstelling van verschillende vormen van seksuele intimidatie is bijvoorbeeld de vraag waar de grens ligt met onbeschaamd flirten. Welke factoren spelen daarbij een rol? Het tijdstip misschien, de omgeving, de relatie tussen de betrokkenen.”

Geen medicijn

Een taakstrafverbod vindt de Raad bij deze vorm van criminaliteit onwenselijk, omdat het de rechter de mogelijkheid tot maatwerk ontneemt. In het advies wordt verder benadrukt dat het belangrijk is te beseffen dat het strafrecht geen medicijn voor al het ongewenste seksuele gedrag is. “De suggestie in het wetsvoorstel is dat bij zedendelicten te vaak vrijspraak volgt door de huidige ‘delict-omschrijvingen’. Maar de delictsomschrijving behoeft niet de reden van vrijspraak te zijn: seksuele delicten vinden vaak in een één op één situatie plaats. Het is het woord van de één tegen de ander. Eén getuigenverklaring is onvoldoende voor een bewezenverklaring.”